Een bestand afdrukken
Commando |
Locatie |
Sneltoets |
Afdrukken |
Bestand |
Ctrl+P |
Je kan met Vectorworks afdrukken op elk uitvoerapparaat dat op jouw besturingssysteem is geïnstalleerd. De eigenlijke instellingen waarvan het afdruk- of plotbestand gebruik maakt, hangen af van de bladinstellingen en het tekenformaat.
Alle zichtbare objecten, lagen en klassen binnen het afdrukgebied zullen worden afgedrukt.
Om een bestand af te drukken:
Selecteer het commando.
De beschikbare opties zijn afhankelijk van de geselecteerde printer en het gebruikte besturingssysteem. Het dialoogvenster ‘Afdrukken’ wordt geopend. Om bijkomende afdrukinstellingen in het venster weer te geven, klik je op de knop Toon details.
Als je beschikt over een Vectorworks-uitbreidingsmodule of als je Service Select- voordelen hebt, kan je het commando Publiceer gebruiken om meerdere bestanden in één keer af te drukken. Zie Publiceren.
Definieer de printinstellingen, zoals welke pagina’s je wilt afdrukken en hoeveel exemplaren je wilt maken. De volgende Vectorworks printerinstellingen zijn beschikbaar:
Platform |
Veld |
Omschrijving |
Mac |
Resolutie (dpi) |
Stel de gewenste resolutie in voor de output. Dit heeft alleen invloed op Vectorworksgeometrieën en eventuele PICT- of PDF-objecten die moeten worden omgezet naar afbeeldingen. De resolutie voor bitmaps, gerenderde ontwerplagen en zichtvensters bepaald elders in het programma (zie hieronder voor meer informatie). Selecteer een van de voorgestelde dpi-waarden (uit de keuzelijst) of geef manueel een waarde in voor de geselecteerde printer. Een doorsnee printer heeft een resolutie van 300 à 600 dpi. |
Windows en Mac |
Dekking voor grijs weergegeven lagen en klassen |
Vul de dekking in voor het afdrukken van de lagen en klassen die in de tekening in het grijs zijn weergegeven. |
Windows |
Speciale verwerking voor transparante kleurenrasters |
Wanneer Gebruik GDI+ is uitgeschakeld in de Vectorworksvoorkeuren op Windows, kunnen sommige printers (o.a. PostScript printers) geen transparante kleuren voor rasterafbeeldingen ondersteunen. Dit kan een invloed hebben op bitmaps en PICT-objecten met als vulling Geen. Vink deze optie aan om een meer gedetailleerde (en tragere) afdrukmethode te gebruiken om transparante kleuren correct af te drukken. |
Windows en Mac |
Alleen het actieve aanzicht afdrukken |
Vink deze optie aan om het huidige aanzicht in het bestandsvenster af te drukken. De schaal wordt groter of kleiner gemaakt zodat het aanzicht op het geselecteerde tekenformaat past. |
Windows en Mac |
Patronen aan schermresolutie afdrukken |
Vink deze optie aan om patronen (als vulling) af te drukken met ongeveer de grootte die je op het scherm te zien krijgt bij een zoomfactor van 100%. Indien uitgevinkt, wordt de printerresolutie gebruikt. Opgelet: doordat deze waarde meestal veel hoger ligt, zullen de patronen veel kleiner worden afgedrukt. Deze afdrukmethode is veel sneller op Windows als Gebruik GDI+ is uitgeschakeld en je een niet- PostScript printer gebruikt. |
Windows |
Bestand rasteren |
Vink deze optie aan om de tekening als een afbeelding af te drukken. Dit verhelpt problemen zoals: een tekort aan geheugen, lagentransparantie, enzovoort. |
Windows en Mac |
Werk alle verouderde zichtbare zichtvensters voor het afdrukken bij |
Vink deze optie aan om de zichtbare zichtvensters die niet meer up-to-date zijn, bij te werken alvorens af te drukken. Dit garandeert dat voor jouw document zeker de recentste zichtvensters gebruikt zijn. Deze optie is standaard aangevinkt. |
Windows en Mac |
Werk alle verouderde parametrische objecten voor het afdrukken bij |
Vink deze optie aan om alle verouderde parametrische objecten (zoals bladkaders) bij te werken alvorens te Afdrukken.. Wanneer je publiceert naar Printer, PDF of Afbeelding, worden alle bladkaders met een automatische notatie van de afdrukdatum aangepast naar de huidige datum. |
Windows en Mac |
Werk alle verouderde rekenbladen voor het afdrukken bij |
Vink deze optie aan om alle rekenbladen bij te werken alvorens af te drukken. |
Als de optie Bestand rasteren is ingeschakeld, selecteer je de zijde van de tekening op jouw beeldscherm die eerst uit de printer moet komen.
Tip: de eerst afgedrukte zijde varieert afhankelijk van de printerdriver, bladinstellingen en eventuele automatische bladoriëntatie van de driver (papierbesparende opties). Dit kan niet door Vectorworks worden voorspeld. Als de verkeerde paginarand is gekozen, kunnen sommige delen van de afdruk mislukken als er te weinig geheugen beschikbaar is voor de printer.
Hou er rekening mee dat de afdrukmethode Bestand rasteren beduidend trager is dan andere afdrukmethodes.
De afdrukresolutie instellen
De resolutie waarmee Vectorworksobjecten worden afgedrukt, wordt geregeld door verschillende instellingen, afhankelijk van het type object en de instelling voor GDI+.
Een zichtvenster met rasterrendering wordt bepaald door de Dpi rasterrendering van de presentatielaag (deze waarde heeft geen invloed op de geometrieën of bitmaps in het zichtvensters). Zie Eigenschappen van presentatielagen.
Een ontwerplaag met rasterrendering wordt bepaald door de Ontwerplaag rasterrendering op het tabblad Resolutie van de Documentvoorkeuren. Zie Documentvoorkeuren: tabblad Resolutie.
Vectorworks geometrie wordt bepaald door de resolutie uit de Bladinstellingen.
Gerasterde PDF-objecten worden bepaald door de resolutie uit de Bladinstellingen. Als de Windows optie Gebruik GDI+ niet is ingeschakeld, worden PDF-objecten gerasterd.
Heb je niet gevonden wat je zocht? Stel je vraag aan Dex, onze virtuele assistent.